Het eerste nationale park dat in Oeganda wordt bezocht is het in het noordwesten van Uganda gelegen Murchison Falls National Park, één van de oudste nationale parken van Uganda. Het park ontleent haar naam aan de Murchison Falls, een waterval van circa 40 meter hoogte, waar de Victorianijl zich met donderend geweld door een 8 meter nauwe kloof perst.

Het in 1926 als jachtreservaat gestichte park kreeg in 1952 de status van nationaal park. Het is 3.840 km2 groot en is daarmee het grootste nationale park van Uganda. Murchison Falls NP wordt doorsneden door de Victorianijl. In het westen van het park stroomt de Victorianijl in het Albertmeer om vervolgens als Albertnijl haar weg te vervolgen naar de Middellandse Zee. Murchison Falls NP ligt aan het noordelijke einde van de Albertine Rift Valley (Centraal Afrikaanse slenk) en vormt de kern van de Murchison Falls Conservation Area, waar ook Bugungu en Karuma Wildlife Reserves en Budongo Forest Reserve deel van uitmaken.
De Murchison Falls zijn door de eerste Europese bezoekers Samuel en Florence Baker (1864) vernoemd naar Sir Roderick Murchison, de toenmalige president van de Royal Geographical Society.
Tijdens het regime van Idi Amin veranderden de Murchison Falls officieel van naam om de herinneringen aan het koloniale bewind van de Engelsen uit te wissen. De nieuwe naam werd Kabarega Falls – vernoemd naar één van de oude koningen van Bunyoro.
Tegenwoordig vind je de naam Kabarega Falls soms nog op oude kaarten, maar in het algemeen wordt de naam Murchison Falls gebruikt.
Gevarieerde vogelwereld
Door de gevarieerde landschappen van Murchison Falls NP zijn er maar liefst 451 vogelsoorten waargenomen. De Victorianijl met haar enorme hoeveelheid vis en kreeftachtigen trekt veel reigerachtigen, ooievaars en andere watervogels aan. Naast de grootste reiger ter wereld, de Goliath reiger, vind je er ook grote zilverreiger, middelste zilverreiger, kleine zilverreiger, kwak, woudaap, purperreiger en blauwe reiger.
Hamerkop, Afrikaanse nimmerzat, Afrikaanse gaper, zadelbekooievaar en, tijdens de trek, grote groepen van de abdims ooievaar vormen geen uitzondering.
Een speciaal geval vormt de schoenbekooievaar, een vogel die hoog op de lijst van vogelaars staat. De Nijldelta is één van de plekken waar je grote kans maakt op deze prehistorisch uitziende vogel, die een soort ‘missing link’ is tussen pelikanen en ooievaars.
Langs de oevers van de Victorianijl kan je verschillende ijsvogelsoorten en bijeneters tegenkomen; bonte ijsvogel, malachietijsvogel, reuzenijsvogel, roodkeelbijeneter, noordelijke karmijnrode bijeneter en blauwborstbijeneter.
Op de savanne zijn uiteraard ook veel vogels te vinden: noordelijke hoornraaf, grijze kroonkraanvogel, zwartbuiktrap, piapiac en geelsnavelfrankolijn. Ook vind je er een enorme hoeveelheid zangvogels in alle kleuren en uitvoeringen; niet altijd makkelijk van elkaar te onderscheiden, maar dat maakt het ook wel weer een interessante uitdaging. De zangvogels die je onder andere kan zien, zijn roodnekleeuwerik, Afrikaanse bonte kwikstaart, zwarte miertapuit, verschillende soorten graszangers, gevlekte palmlijster, geelsnavelossenpikker, groenstaartglansspreeuw, blauwe langstaartglansspreeuw en grijskopmus. Ook zijn er veel weversoorten te bewonderen, zoals grote textorwever en zwartkopwever. Deze zijn echter niet altijd aanwezig, omdat wevervogels ook een trektijd kennen.
Roofvogels zijn er natuurlijk ook, van de machtige vechtarend tot de Oostafrikaanse dwergsperwer, kleine grijze slangenarend, donkere zanghavik, bateleur, de langpotige secretarisvogel en de overal aanwezige geelsnavelwouw. Verwonder je ook over de jachttechnieken en trefzekerheid van de veel voorkomende Afrikaanse zeearend.
Veel mensen vinden gieren vieze vogels, maar gieren hebben een belangrijke functie op de Afrikaanse savanne. Ze ruimen kadavers op van dieren die een natuurlijke dood zijn gestorven of door een roofdier zijn gedood. In Murchison Falls NP vind je naast de witruggier, ook de oorgier, een zeer grote gierensoort, uitgerust met een enorme haaksnavel.
Als je in maart of april het park bezoekt, heb je grote kans om ‘onze’ vogels te zien, trekvogels uit Europa die overwinteren op de savanne van Oost-Afrika. Naast grote aantallen Europese bijeneters, boerenzwaluwen en ooievaars, kan je ook tientallen kleine torenvalken tegenkomen, een soort waar het wereldwijd niet goed mee gaat. Ook blauwe, bruine, grauwe en steppenkiekendief, die in Eurazië broeden, kan je hier zien.
Paapje, tapuit en andere kleine zangvogels maken zich in die tijd op om de gevaarlijke terugreis naar Europa te aanvaarden. Niet alleen moeten ze de Sahara oversteken, maar ook de terreur van de vogeltjesvangers rond de Middellandse Zee zien te overleven. Ieder jaar worden honderdduizenden vogels door middel van vangnetten, lijmstokken en geweren gedood…
Van de reptielen zijn vooral de nijlkrokodil en nijlvaraan bekende vertegenwoordigers, maar ook de kolonistenagame met zijn karakteristieke blauwe en rode uiterlijk.
Van de nijlkrokodil kan je enorme exemplaren tegenkomen; krokodillen met een lengte tussen de vier en vijf meter zijn geen uitzondering. Maar wat wil je, de Victorianijl is zo voedselrijk dat ze alleen maar hoeven te wachten tot er iets eetbaars voorbijkomt. Dit kan een nijlbaars zijn, maar ook een onvoorzichtige antilope die zich aan de oever waagt om te drinken. En voor een voorbij drijvend dood nijlpaard halen ze hun neus ook niet op.